St.-Joseph Gezellenvereniging

"Geschiedenis van het ontstaan der vereniging

De in 1846 in het gebied rond Keulen ontstane Kolping-beweging, welke zich vooral richtte op de verbetering van het lot van de jonge arbeiders en die in de jonge katholieke priester Adolf Kolping - een voormalig schoenmaker - haar grote gangmaker vond, diende een jaar of twintig na haar ontstaan als voorbeeld voor sociaal denkende katholieke Nederlanders. Ook zij zochten naar methoden om de levenssituatie van de jonge arbeiders te verbeteren.

In 1868 ontstonden onafhankelijk van elkaar in Amsterdam en in Bergen op Zoom ongeveer gelijkgerichte verenigingen. Zij werden opgericht door katholieke intellectuelen, die echter onmiddelijk de pastoor van hun parochie uitnodigden om als geestelijk adviseur te willen optreden. Dit betekende dat de betrokken priesters feitelijk de volledige leiding van de vereniging op zich namen.

(.....)

Ontwikkeling en organisatie*

Was er in de akte van oprichting van 1868 slechts sprake van samenkomsten om te oefenen in bouwkundig-tekenen en handtekenen en van allerlei ontspanningsbezigheden om daarvoor 'iets nuttigs in de maatschappij tot stand te brengen', spoedig reeds is er een ontwikkeling, waarbij steeds meer aspekten van 'het zich bekwamen tot volwaardige leden der maatschappij' betrokken worden. Zo komt er een bibliotheek en zijn er groepen die zich bekwamen in de konstruktie-techniek, de natuur- en meetkunde en in de muziek. Regelmatig is er ook godsdienstonderricht en de lezingen op de zondagavonden behelzen meestal ook religieuze onderwerpen.

Sinds mei 1869 is er een onderlinge spaarbank, die 3% rente geeft en de vereniging beschikt over kamers welke zij verhuurt aan gezellen van buiten de stad, het zogenaamde 'hospitium'.

Gezellen die regelmatig aan een van deze aktiviteiten deelnemen vormen onderafdelingen van de lokale vereniging, kompleet met voorzitter, bestuur en pennigmeester.

Naast de president is er een Raad van Bestuur, bestaande uit notabelen van de stad, bereid om iedere gezel bij te staan met goede raad en - vooral in de beginjaren was dat nodig - ook wel financieel.

Aktiviteiten*

Bij de Raden van Bestuur der St. J.G. Verenigingen - en deze staan dus overal onder voorzitterschap van een president die priester is - staat voor alles dat de gezellen geholpen moeten worden in hun uitgroei tot godsdienstige mannen, bekwaam in hun werk en zo goed mogelijk ingeleid in het leven in de maatschappij. Vanwege bezorgdheid dat hun deze hulp ook bekwaam gegeven zal (kunnen) worden door de leken-bestuursleden der vereniging, worden er kursussen georganiseerd voor senioren, commissarissen en bestuursleden. Regelmatig zijn er ook retraite's voor gezellen en leerlingen (gezellen van 15- 18 jaar) en jaarlijks is er ook een 'aanbiddingsdag'. De vereniging is nadrukkelijk katholiek, rooms-katholiek!

Om het werken in de afdelingen te stimuleren worden er wel vak-tentoonstellingen gehouden en vak-kursussen georganiseerd voor bijvoorbeeld kleermakers en timmerlui. In de geest van de encycliek 'Rerum Novarum' van Leo XIII wordt na maart 1895 een begin gemaakt met de oprichting van strikte vakafdelingen. En zo komt men er na enkele jaren toe een vakteken- en schilderschool in te richten, (1901) een smids-vakschool en vervolgens dan een komplete ambachtsschool.

De betekenis der St. J.G. Vereniging*

In Duitsland speelt de Kolping-beweging duidelijk een rol in de katholieke emancipatie-strijd. Uit dit archief van de Nederlandse St. J.G.Vereniging blijkt dat niet zo duidelijk, behalve dan misschien uit het voortdurend willen onderstrepen van het katholiek zijn.

Overigens was het totale katholieke volksdeel van Nederland minstens in het begin van de 20e eeuw in een proces van emancipatie en we zien dan ook in dit archief foto's van de St. J.G. Vereniging in vlaggenparade's en we horen hen de wat gezwollen termen gebruiken als 'christenadel' e.d.

De sociale bewogenheid met betrekking o.a. tot de arbeidende stand is in de kringen der St. J.G. Vereniging vanaf het allereerste begin bijzonder groot geweest en werd later nog eens extra gestimuleerd door de sociale encyclieken van paus Leo XIII in 1891 en 1895.

"